ECLI:NL:CRVB:2018:3859
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Schoneveld
- A. Stehouwer
- W.F. Claessens
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van betrokkene tegen de beslissing van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek. Betrokkene ontving tot en met 19 februari 2014 een toeslag van het Uitkeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en ontving vanaf 20 februari 2014 bijstand als alleenstaande ouder. Het Uwv heeft de toeslag van betrokkene ingetrokken en de uitbetaalde toeslag teruggevorderd, omdat uit een onderzoeksrapport bleek dat betrokkene en haar ex-partner [X] een gezamenlijke huishouding voerden. Betrokkene heeft dit ontkend en stelde dat zij niet samenwoonde met [X].
De rechtbank Den Haag heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard voor een deel van de periode, maar het dagelijks bestuur heeft hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de verklaringen van betrokkene en [X]. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de gezamenlijke huishouding in de eerste periode, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de intrekking van de bijstand in de tweede periode.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de hoger beroepen van zowel betrokkene als het dagelijks bestuur niet slagen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 20 november 2018.