Uitspraak
OVERWEGINGEN
kinderen zijn geboren, voor de vraag of sprake is van een gezamenlijke huishouding uitsluitend relevant is of appellante en [naam A.] in de te beoordelen periode hoofdverblijf hadden in dezelfde woning. Naar het oordeel van de rechtbank bieden de onderzoeksbevindingen daarvoor voldoende grondslag. Hierbij heeft de rechtbank de verklaringen van [naam A.] en van appellante van belang geacht. De rechtbank heeft op grond van deze verklaringen geconcludeerd dat appellante haar inlichtingenplicht heeft geschonden door het Uwv geen mededeling te doen van het voeren van een gezamenlijke huishouding met [naam A.]. Het Uwv was daarom gehouden de toeslag met ingang van 13 februari 2013 in te trekken en de onverschuldigd betaalde toeslag over de periode van
13 februari 2013 tot en met 21 april 2013 (de Raad begrijpt: 19 februari 2014) van appellante terug te vorderen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien de boete niet passend te achten.
[naam A.] een gezamenlijk hoofdverblijf hadden.
hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden.
13 februari 2013 tot en met 19 februari 2014 hoofdverblijf hadden in dezelfde woning, wordt onderschreven.
28 mei 2014 is [naam A.] nogmaals verhoord door de politie. Blijkens het
niet geloofwaardig zouden zijn vanwege zijn medische toestand. In de door appellante ingebrachte medische gegevens, met name het rapport van verzekeringsarts bezwaar en beroep L.G.K. Hebly van het Uwv van 6 mei 2014 en de brief van [naam verslavingszorg] Verslavingszorg van 11 november 2014, is geen steun te vinden voor dit standpunt.
25 augustus 2014 niet heeft ondertekend en stelt dat dit verslag onjuistheden bevat, het Uwv en de rechtbank niet hadden mogen uitgaan van die verklaring. Appellante heeft na afloop van het gesprek met de inspecteur van het Uwv een afschrift van het gespreksverslag ontvangen en zij heeft drie werkdagen de tijd gekregen om te reageren op het verslag. Appellante is meegedeeld dat, indien zij iets zou willen toevoegen of aanvullen, dat als aanvullend verslag zou worden opgenomen. Verder is appellante meegedeeld dat, als na drie werkdagen geen reactie van haar is ontvangen, het Uwv ervan uitgaat dat het gespreksverslag een juiste weergave is van het gevoerde gesprek en dat haar woorden in het verslag goed zijn weergegeven. Appellante heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te reageren op het gespreksverslag. De betreffende inspecteur van het Uwv heeft desgevraagd verklaard dat appellante het gespreksverslag heeft gelezen, maar niet wilde tekenen omdat zij eerst wilde overleggen met haar advocaat, maar dat hij nooit meer iets heeft vernomen van haar. Gelet op deze feitelijke gang van zaken, die door appellante niet is weersproken, heeft het Uwv mogen uitgaan van de juistheid van dit gespreksverslag en dit verslag bij zijn beoordeling mogen betrekken.
[naam A.] en van appellante, omdat dit huisbezoek heeft plaatsgevonden na de periode hier in geding.
en van appellante bieden voldoende grondslag voor deze conclusie. Van een ontoereikend of onzorgvuldig onderzoek door het Uwv is geen sprake.
13 februari 2013 en de onverschuldigd betaalde toeslag over de periode van 13 februari 2013 tot en met 19 februari 2014 van appellante terecht teruggevorderd.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten voor zover daarbij het beroep tegen het besluit van 21 september 2015 wat betreft de boete ongegrond is verklaard;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 21 september 2015 in zoverre gegrond;
- vernietigt het besluit van 21 september 2015 wat betreft de boete;
- herroept het besluit van 28 oktober 2014;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige voor zover aangevochten;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag van in totaal € 2.254,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 169,- vergoedt.