ECLI:NL:CRVB:2018:3850
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening door niet overleggen van Turkse bankafschriften
In deze zaak heeft appellante op 10 maart 2015 een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) ingediend, met als gewenste ingangsdatum 8 september 2014. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft appellante verzocht om diverse documenten, waaronder bankafschriften van haar Turkse bankrekening, over te leggen. Appellante heeft niet alle gevraagde gegevens verstrekt, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag op 8 juni 2015. Het college stelde dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld zonder de benodigde bankafschriften.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat appellante niet aan haar inlichtingenverplichting had voldaan. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij recht heeft op bijstand, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellante onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat het niet mogelijk was om de gevraagde bankafschriften te overleggen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak.