Uitspraak
17.2355 PW, 18/4230 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
griffierecht van in totaal € 170,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een appellante zonder vaste woon- of verblijfplaats die in januari 2016 is aangemeld voor een re-integratietraject. Appellante heeft zich niet aan de afspraken gehouden, wat heeft geleid tot een bijstandsverlaging van 100% voor de duur van een maand, en later tot een verlaging van 100% voor twee maanden. De Raad heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid de opgelegde maatregel kon handhaven, gezien de bijzondere omstandigheden van appellante, waaronder haar financiële situatie en het feit dat zij wel heeft deelgenomen aan het traject. Het dagelijks bestuur heeft vervolgens de maatregel gematigd tot een verlaging van 25% voor twee maanden, maar appellante was het hier niet mee eens. De Raad heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur bij de beoordeling van de dringende redenen de grenzen van een redelijke wetsuitleg niet heeft overschreden en dat de maatregel van 25% gedurende twee maanden gerechtvaardigd was. De Raad heeft het beroep tegen het nader besluit ongegrond verklaard, maar heeft het dagelijks bestuur wel veroordeeld in de kosten van appellante, die in totaal € 2.254,50 bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de persoonlijke omstandigheden van de betrokkenen bij het opleggen van sancties in het kader van de Participatiewet.