ECLI:NL:CRVB:2018:3748
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- M. Hillen
- A.M. Overbeeke
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsverlening op basis van kasstortingen en bijschrijvingen op bankrekening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond verklaarde. Appellant ontvangt sinds 21 januari 2008 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). In het kader van een heronderzoek heeft het college appellant verzocht om bankafschriften van de laatste drie maanden. Na het indienen van deze gegevens heeft het college bij besluit van 8 juli 2016 de bijstand over de periode van 1 mei 2015 tot en met 30 april 2016 herzien en teruggevorderd, omdat er kasstortingen en bijschrijvingen op de rekening van appellant waren gedaan die niet waren gemeld. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden, omdat de stortingen geen in aanmerking te nemen middelen zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gelden afkomstig zijn uit eigen middelen en dat de bijschrijvingen niet als middelen in aanmerking genomen moeten worden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en herzien. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 november 2018.