Uitspraak
16.2401 WWB
16.2401 WWB
OVERWEGINGEN
.Vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:958.
en het arrest van 18 oktober 2016 in de zaak van Alkasi tegen Turkije (ECLI:CE:ECHR:2016:1018JUD002110707, punt 32) volgt dat het feit dat een verband als bedoeld onder 5.4 is vastgesteld, op zichzelf niet voldoende is voor de conclusie dat het oordeel van de strafrechter eraan in de weg staat dat in een latere bestuursrechtelijke procedure de gedragingen waarvan de betrokkene is vrijgesproken – als gevolg van minder strenge bewijsregels of op grond van aanvullend bewijs – bewezen worden verklaard. Daarbij is wel van belang dat de rechterlijke en andere autoriteiten door hun optreden, de motivering van hun beslissing of de door hen gebruikte bewoordingen geen twijfel dienen te doen ontstaan over de juistheid van de vrijspraak van wat de betrokkene in de strafzaak werd verweten. Vergelijk het onder 5.4 bedoelde arrest van de Hoge Raad. Daarbij is tevens van belang dat de autoriteiten zich dienen te onthouden van strafrechtelijke karakterisering van de gedraging van de betrokkene en hun eigen forum niet te buiten gaan. Vergelijk het eerdergenoemde arrest van 18 oktober 2016 in de zaak van Alkasi tegen Turkije en het arrest van 28 maart 2017 in de zaak van Kemal Coskun tegen Turkije (ECLI:CE:ECHR:2017:0328JUD004502807, punt 52).
BESLISSING
zover het betreft de intrekking van de bijstand van appellante over de periode van
terugvorderingsbedrag en de medeterugvordering;
de bijstand van appellante over de periode van 10 mei 2008 tot en met 4 april 2011 en
bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het
besluit van 13 juli 2015 voor zover het de intrekking van de bijstand van appellante betreft;
met inachtneming van deze uitspraak;
ingesteld;
€ 169,- aan appellanten vergoedt.