ECLI:NL:CRVB:2018:3635
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van het Uwv om ziekengeld te verstrekken na herzieningsverzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om geen ziekengeld te verstrekken. Appellant, die zich op 25 maart 2007 ziek meldde, had eerder geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat hij per 22 maart 2009 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Na een periode van werkloosheid meldde appellant zich op 5 februari 2012 opnieuw ziek, maar het Uwv weigerde hem ziekengeld per 3 april 2012. Appellant heeft geprobeerd dit besluit te herzien, maar het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er wel degelijk nieuwe medische informatie was die de eerdere besluiten zou ondermijnen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de door appellant ingebrachte informatie niet als nieuw feit kon worden aangemerkt, omdat deze informatie reeds eerder was beoordeeld. De Raad heeft bevestigd dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen aanleiding was om terug te komen op het besluit van 3 april 2012.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.