Uitspraak
17.1234 AW, 17/4335 AW
23 december 2016, 15/6489 (aangevallen uitspraak)
22 augustus 2018 gereageerd.
OVERWEGINGEN
18 juli 2016 (zie onder meer ECLI:NL:CRVB:2016:2615) en 26 april 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1473), met handhaving van de beëindigingsdatum van de bovenwettelijke uitkering, aan betrokkene, voor de periode vanaf de beëindiging van de bovenwettelijke uitkering tot zij de AOW-leeftijd heeft bereikt, in aanvulling op de tegemoetkoming waarop betrokkene recht heeft op grond van de ‘Voorlopige voorziening tegemoetkoming inkomensderving als gevolg van ophoging AOW-leeftijd’,
Stcrt 28 september 2015, nr. 31772, een maandelijkse bruto uitkering toegekend die een netto uitkering oplevert die gelijk is aan de netto AOW-uitkering, inclusief vakantiegeld (tegemoetkoming AOW-hiaat). Ook is een compensatie toegekend voor het mogelijk vervroegd laten ingaan van het ouderdomspensioen op de leeftijd van 65 jaar. Indien de periode vanaf het bereiken van de leeftijd van 65 jaar tot aan het bereiken van de
AOW-leeftijd het totaalbedrag van de tegemoetkoming AOW-hiaat en de compensatie, vermeerderd met het (vervroegd ingegane) ouderdomspensioen, netto minder bedraagt dan 90% van de gerechtvaardigde aanspraak van betrokkene, dan wordt dit bedrag bruto zodanig aangevuld dat deze in ieder geval gelijk is aan 90% van de gerechtvaardigde aanspraak van betrokkene (aanvullende maatregel).
26 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1473. Dit betekent dat het beroep tegen het besluit van
7 juni 2017 ongegrond moet worden verklaard. Weliswaar is dat besluit in zoverre niet draagkrachtig gemotiveerd dat daaruit onvoldoende concreet blijkt wat de financiële gevolgen van de regeling voor betrokkene, uitgaande van ongewijzigde omstandigheden, bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd zijn, maar de Raad ziet aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, nu de staatssecretaris met het individuele inkomensoverzicht alsnog duidelijkheid heeft verschaft.
BESLISSING
€ 250,50;