In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2018 uitspraak gedaan over de hoogte van de schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn. De appellante had eerder een uitspraak van de rechtbank Gelderland aangevochten, die op 19 augustus 2014 was gedaan. De Raad had op 15 september 2017 de uitspraak van de rechtbank vernietigd en bepaald dat het Uwv een nieuw besluit moest nemen. Dit nieuwe besluit, genomen op 15 december 2017, verklaarde het bezwaar van appellante gegrond en kende haar een schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft in deze uitspraak de vraag behandeld hoeveel schadevergoeding appellante toekomt wegens deze overschrijding.
De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in deze procedure met ruim zeven maanden is overschreden. Dit leidde tot een schadevergoeding van in totaal € 1.000,-. De Raad heeft de schadevergoeding verdeeld tussen het Uwv en de Staat, waarbij het Uwv € 714,- en de Staat € 286,- aan appellante moet vergoeden. Daarnaast zijn beide partijen veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 250,50. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de verantwoordelijkheden van zowel het Uwv als de Staat in dit kader.