ECLI:NL:CRVB:2018:35
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning en herziening van WAO-uitkering in het kader van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WAO-uitkering aan appellant, die sinds 2000 arbeidsongeschikt is. Appellant had in 2001 een WAO-uitkering, maar deze werd ingetrokken omdat zijn arbeidsongeschiktheid onder de 15% werd vastgesteld. Na een verzoek van appellant in 2014 om zijn uitkeringspositie te herzien, concludeerde het Uwv dat hij recht had op een WAO-uitkering met ingang van 6 maart 2013, wat appellant betwistte. Hij stelde dat hij al eerder recht had op een uitkering, namelijk vanaf 2 september 2002, en dat er sprake was van nieuwe feiten die deze herziening onderbouwden. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de herziening van de eerdere besluiten rechtvaardigden. De Raad bevestigde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellant geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die zijn stelling onderbouwden. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht de ingangsdatum van de WAO-uitkering had vastgesteld op 6 maart 2013 en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen.