ECLI:NL:CRVB:2018:3441
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering op basis van woonadres en bewijsvoering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De zaak betreft de herziening van de studiefinanciering van betrokkene, die van 16 december 2013 tot 16 maart 2015 ingeschreven stond op een bepaald adres in de basisregistratie persoonsgegevens (brp). De minister had de studiefinanciering herzien naar de norm voor thuiswonende studenten, na een onderzoek dat niet zorgvuldig zou zijn uitgevoerd. De rechtbank Oost-Brabant had eerder het besluit van de minister vernietigd, omdat niet voldoende was aangetoond dat betrokkene niet op het brp-adres woonde.
De minister stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de conclusie dat betrokkene niet op het brp-adres woonde. De minister verwees naar reisgegevens van betrokkene, maar de Raad oordeelde dat deze gegevens, in combinatie met het rapport van het onderzoek, niet voldoende waren om de herziening van de studiefinanciering te rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat het onderzoek niet aan de vereisten voldeed en dat de minister niet aannemelijk had gemaakt dat betrokkene niet op het brp-adres woonde.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en veroordeelde de minister in de proceskosten van betrokkene. De Raad benadrukte dat een besluit tot herziening zorgvuldig moet worden onderbouwd en dat de bewijslast bij de minister ligt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechters.