Uitspraak
16.5766 PW
OVERWEGINGEN
ECLI:NL:HR:2008:BA8179 en van 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5629.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de intrekking van bijstandsuitkeringen aan appellanten werd bevestigd. Appellanten, een echtpaar, ontvingen bijstand op grond van de Wet werk en bijstand en later een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb heeft op basis van een vermogensonderzoek in Turkije, uitgevoerd door het Bureau Attaché voor Sociale Zaken, besloten de bijstand van appellanten in te trekken. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellanten onroerende zaken in Turkije bezaten, wat zij niet hadden gemeld. Appellanten stelden dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, omdat het onderzoek inbreuk maakte op hun privacy en niet voldeed aan de Turkse wetgeving. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtmatigheid van het bewijs moet worden beoordeeld aan de hand van Nederlands recht. De Raad concludeerde dat het bewijs rechtmatig was verkregen en dat de inbreuk op de privacy van appellanten gerechtvaardigd was in het belang van het economisch welzijn van Nederland. Het hoger beroep werd verworpen en de eerdere uitspraak werd bevestigd.