In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de vraag of taxivervoer een adequate vervoersvoorziening is voor appellante, die lijdt aan een angststoornis en agorafobie. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd dat taxivervoer voldoet aan de beperkingen van appellante. In de tussenuitspraak van 5 juli 2017 werd al vastgesteld dat het bestreden besluit van 2 april 2014 gebrekkig was gemotiveerd. De verzekeringsarts had aangegeven dat appellante alleen buitenshuis kan zijn met de hulp van een vertrouwd persoon. De Raad oordeelt dat het Uwv niet heeft aangetoond dat taxivervoer, zelfs met begeleiding van een vertrouwd persoon, een passende oplossing is voor appellante's situatie. De Raad heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen om binnen zes weken opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de persoonlijke omstandigheden van appellante in relatie tot de aangeboden vervoersvoorzieningen.