ECLI:NL:CRVB:2017:2424
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de geschiktheid van taxivervoer voor appellante met medische beperkingen
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 5 juli 2017, wordt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam behandeld. Appellante, die als schoonmaakster werkte, heeft zich ziek gemeld vanwege een epileptische aanval en angstklachten. Na beëindiging van haar arbeidsovereenkomst heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv heeft vastgesteld dat zij geen recht heeft op deze uitkering. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar appellante is het niet eens met deze beslissing en stelt dat haar medische situatie onjuist is ingeschat.
De Raad heeft in deze uitspraak de vraag behandeld of appellante in staat moet worden geacht om met een taxivervoer naar haar werk te reizen. De verzekeringsarts heeft in eerdere rapporten aangegeven dat appellante niet zelfstandig buitenshuis kan zijn zonder een vertrouwd persoon. De Raad concludeert dat het Uwv niet voldoende heeft gemotiveerd hoe het begeleidingsaspect, zoals vastgesteld door de verzekeringsarts, kan worden gewaarborgd bij taxivervoer. De Raad draagt het Uwv op om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, waarbij rekening moet worden gehouden met de eerder geformuleerde overwegingen.
De uitspraak benadrukt het belang van een goede motivering bij besluiten van het Uwv, vooral als het gaat om de medische situatie van appellante en de noodzaak van begeleiding bij vervoer. De Raad heeft het Uwv zes weken de tijd gegeven om het besluit te herstellen, zodat de situatie van appellante opnieuw kan worden beoordeeld.