ECLI:NL:CRVB:2018:3383
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- F. Hoogendijk
- M. ter Brugge
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde inkomsten uit gokactiviteiten en prostitutiewerkzaamheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante, die sinds 20 september 1996 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet. De sociale recherche van de gemeente Kerkrade heeft vastgesteld dat appellante niet heeft gemeld dat zij inkomsten genereerde uit gokactiviteiten en prostitutiewerkzaamheden. Dit leidde tot een discrepantie tussen haar inkomsten en uitgaven, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.
De Raad heeft overwogen dat appellante de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van haar gokwinsten en inkomsten uit prostitutie. De Raad oordeelt dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en de gemaakte kosten heeft teruggevorderd. Appellante heeft niet aangetoond dat zij recht had op bijstand, en de onderzoeksresultaten bieden voldoende grondslag voor de besluitvorming van het college. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst de beroepsgronden van appellante af, waaronder de stelling dat de terugvordering disproportioneel zou zijn.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet nakomen daarvan. De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten rechtmatig zijn, en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.