ECLI:NL:CRVB:2018:3363
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag op basis van onvoldoende financiële informatie en inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had op 4 mei 2016 een aanvraag voor bijstand op grond van de Participatiewet ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag echter afgewezen, omdat de appellant niet voldoende informatie had verstrekt over zijn financiële situatie. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat de appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in de periode van zijn aanvraag en de daaropvolgende afwijzing, kasstortingen en bijschrijvingen op zijn bankrekening had, maar niet kon aantonen dat deze bedragen als leningen waren bedoeld. De rechtbank oordeelde dat de appellant onvoldoende had aangetoond dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad bevestigde dit oordeel en benadrukte dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aan te tonen die een recht op bijstand rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de appellant af. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.