ECLI:NL:CRVB:2018:3350
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door zorgkantoor na niet-nakoming administratieve verplichtingen
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. van appellant, die niet heeft voldaan aan de administratieve verplichtingen die aan het pgb zijn verbonden. Appellant had in 2012 een pgb van € 5.745,10 ontvangen, maar het zorgkantoor stelde dit bedrag in 2014 vast op € 3.200,00 en vorderde € 2.545,10 terug. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het zorgkantoor verklaarde het bezwaar ongegrond, omdat appellant niet kon aantonen dat de zorg daadwerkelijk was geleverd en betaald. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarop appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 september 2018 was appellant niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. J.G. Wiebes, was wel aanwezig. Het zorgkantoor werd vertegenwoordigd door mr. S. Gezer. Appellant voerde aan dat zijn psychische problematiek hem verhinderde om aan de verplichtingen te voldoen en dat hij voldoende bewijs had geleverd dat een deel van het pgb was besteed aan zorg. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellant niet had aangetoond dat de zorg daadwerkelijk was betaald en dat het zorgkantoor in redelijkheid tot de terugvordering kon overgaan. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van de administratieve verplichtingen die aan een pgb zijn verbonden en de verantwoordelijkheid van de verzekerde om aan te tonen dat de zorg daadwerkelijk is geleverd en betaald. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat de terugvordering door het zorgkantoor gerechtvaardigd was.