In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van onverschuldigd betaalde reiskostenvergoeding aan een ambtenaar van het Erasmus MC. De ambtenaar was tijdelijk aangesteld en had gekozen voor een individueel reisbudget (IRB) van € 0,15 per kilometer. Na een administratieve controle werd geconstateerd dat de ambtenaar over een periode van meer dan twee jaar te veel reiskostenvergoeding had ontvangen, wat leidde tot een terugvorderingsbesluit van € 18.021,60. De rechtbank had het bezwaar van de ambtenaar tegen dit besluit gegrond verklaard, omdat de terugvordering niet in stand kon blijven na een termijn van zes maanden na een signaal dat er te veel was uitbetaald. De Centrale Raad oordeelde echter dat de rechtbank ten onrechte de zesmaandenjurisprudentie had toegepast, omdat de ambtenaar redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij te veel ontving. De Raad bevestigde dat het bestuur bevoegd was tot terugvordering van wat met ingang van 1 juli 2014 aan de ambtenaar te veel was uitbetaald, voor zover de terugvordering niet langer dan twee jaar geleden was. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak voor zover deze het bestreden besluit in zijn geheel had vernietigd en droeg het bestuur op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de omstandigheden van de zaak.