ECLI:NL:CRVB:2018:3265
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemeld bezit van onroerende zaken in Suriname
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante ontving sinds 1 juli 2009 een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op basis van de Participatiewet (PW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de AIO-aanvulling ingetrokken en de betaalde bedragen teruggevorderd, omdat appellante niet had gemeld dat zij eigenaar was van onroerende zaken in Suriname. De Svb stelde vast dat appellante de wettelijke inlichtingenverplichting had geschonden, omdat zij geen melding had gemaakt van haar eigendom van een perceel in Suriname, wat leidde tot overschrijding van de vermogensgrens.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen bewijs heeft geleverd dat haar vermogen in de relevante periode onder de geldende vermogensgrens lag. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de waarde van het perceel niet hoger was dan de vermogensgrens, maar de Raad oordeelde dat het aan appellante was om bewijs te leveren van de waardeontwikkeling van de onroerende zaken. De Raad bevestigde dat de Svb terecht de AIO-aanvulling heeft ingetrokken en de terugvordering heeft ingesteld, omdat appellante niet aan haar inlichtingenverplichting had voldaan.
De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, ondanks de persoonlijke omstandigheden van appellante. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.