ECLI:NL:CRVB:2018:3137

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
11 oktober 2018
Zaaknummer
17/1934 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijzondere bijstand voor kosten van openen graf in Zwitserland en DNA-onderzoek; territorialiteitsbeginsel

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Het geschil betreft een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het openen van een graf in Zwitserland en het uitvoeren van een DNA-analyse. De appellant, een Nederlands staatsburger, heeft aangevoerd dat hij recht heeft op deze bijstand, omdat hij is getroffen door een in Nederland gepleegd misdrijf. De Raad heeft echter geoordeeld dat de kosten waarvoor de appellant bijstand vraagt, niet aan Nederland zijn verbonden, aangezien deze in het buitenland zijn gemaakt. De rechtbank had eerder al gemotiveerd op deze gronden beslist, en de Raad onderschrijft dit oordeel volledig.

De Raad heeft verder vastgesteld dat er geen sprake is van een acute noodsituatie die zou vereisen dat het college bijstand verleent. De appellant heeft in hoger beroep voornamelijk herhaald wat hij eerder in beroep heeft aangevoerd, en de Raad heeft de argumenten van de appellant verworpen. De Raad heeft benadrukt dat het territorialiteitsbeginsel van toepassing is, wat betekent dat de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd, aan Nederland verbonden moeten zijn. De Raad heeft ook de stelling van de appellant verworpen dat de rechtbank een onjuiste maatstaf heeft aangelegd bij de toets aan dringende redenen. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat voor bijstandsverlening sprake moet zijn van een acute noodsituatie, wat in dit geval niet is aangetoond. De Raad heeft besloten dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.1934 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 2 februari 2017, 16/2093 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van het Werkplein Fivelingo (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 25 september 2018
Zitting hebben: M. Hillen, Y.J. Klik en E.C.G. Okhuizen.
Griffier: F.H.R.M. Robbers
Namens appellant is verschenen mr. P.N. Huisman, advocaat. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Het geschil ziet op een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het openen van een graf in [plaatsnaam] in Zwitserland en het uitvoeren van een DNA-analyse in Zwitserland.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, vormen in essentie een herhaling van wat hij reeds in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak gemotiveerd op die gronden ingegaan. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft gevraagd betrekking hebben op kosten die niet aan Nederland zijn verbonden, nu deze in het buitenland zijn gemaakt. Ook het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van een acute noodsituatie op grond waarvan het college gehouden is bijstand te verlenen, wordt onderschreven. Daarbij kan de Raad zich geheel vinden in de overwegingen waarop het oordeel van de rechtbank rust.
De Raad voegt hier nog het volgende aan toe.
Dat appellant als Nederlands staatsburger is getroffen door een volgens hem in Nederland gepleegd misdrijf van verduistering van staat, leidt niet tot een ander oordeel over het territorialiteitsbeginsel. Het gaat hier immers niet om de vraag of de betrokkene zelf aan Nederland is verbonden. Bepalend is of de door hem gemaakte kosten, waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, aan Nederland zijn verbonden.
Voorts wordt de stelling dat de rechtbank bij de toets aan dringende redenen een onjuiste maatstaf heeft aangelegd, verworpen. Artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet (PW) biedt de mogelijkheid om in afwijking van artikel 15, eerste lid, van de PW voor bedoelde kosten bijstand te verlenen indien, rekening houdend met alle omstandigheden, zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 27 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY4808) dient daarvoor vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Een acute noodzaak is aan de orde als de situatie levensbedreigend is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. Deze toets heeft de rechtbank terecht toegepast.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) F.H.R.M. Robbers (getekend) M. Hillen

IJ