ECLI:NL:CRVB:2018:3117
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep van cliëntenraad tegen besluit college van burgemeester en wethouders inzake zorgverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van de Cliëntenraad van een zorginstelling tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Zwolle. De cliëntenraad, die op basis van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstelling (Wmcz) functioneert, stelde dat zij belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de besluiten van het college, waarin werd meegedeeld dat cliënten per 1 juli 2017 geen ondersteuning meer konden ontvangen, rechtsgevolgen hadden. Het college had het bezwaar van de cliëntenraad tegen deze besluiten niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brieven volgens hen geen besluiten waren die rechtsgevolgen teweegbrachten. De rechtbank Noord-Nederland had in eerdere uitspraken de cliëntenraad in het gelijk gesteld, maar het college ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de cliëntenraad geen belanghebbende is in de zin van de Awb, omdat hun functie beperkt is tot het geven van advies en zij niet rechtstreeks betrokken zijn bij de besluiten die aan de cliënten van de instelling zijn gericht. De Raad vernietigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en verklaarde het beroep van de cliëntenraad ongegrond, evenals het beroep tegen de brieven van het college niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt de rol van cliëntenraden en de voorwaarden waaronder zij als belanghebbenden kunnen worden beschouwd.