ECLI:NL:CRVB:2018:3076
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Toekenning van AOR-uitkeringen en terugwerkende kracht bij ambtelijke fouten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan over de ingangsdatum van AOR-toekenningen voor appellant, geboren in 1942. Appellant had in september 2005 een aanvraag ingediend voor toekenningen op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR), maar deze aanvraag werd op 7 maart 2006 afgewezen omdat er geen bevestiging was van de door appellant gestelde oorlogservaringen. In juni 2016 diende appellant opnieuw een aanvraag in, die uiteindelijk leidde tot een herziening van zijn status als oorlogsslachtoffer. De Raad oordeelde dat de ingangsdatum van de toekenningen terecht was vastgesteld op 1 juni 2016, de datum van de herzieningsaanvraag.
De Raad heeft overwogen dat verweerder alleen gehouden is om bij een herziening tot een vroegere datum terug te gaan als er sprake is van een ambtelijke fout. In dit geval was er geen ambtelijke fout bij de eerdere afwijzing van de aanvraag in 2006, omdat de toekenning op basis van slechts één getuigenverklaring destijds niet mogelijk was. De Raad heeft het beleid van verweerder, dat terugwerkende kracht tot maximaal vijf jaar geldt, aanvaardbaar geacht. De uitspraak bevestigt dat de rechtszekerheid niet toelaat dat er meer dan vijf jaar terugwerkende kracht wordt verleend, tenzij er een ambtelijke fout is gemaakt. De Raad heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.