Uitspraak
17.439 WUBO
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor voorzieningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellant, geboren in 1940 en woonachtig in de Verenigde Staten, had eerder een aanvraag ingediend voor toekenning van voorzieningen, waaronder een vergoeding voor het onderhouden van sociale contacten. De Pensioen- en Uitkeringsraad, als verweerder, had de aanvraag afgewezen op basis van het medisch advies dat appellant geen beperkingen ondervond in het gebruik van het openbaar vervoer. Appellant had in 2008 een samenloop-aanvraag ingediend, maar zijn eerdere aanvraag was in 2009 afgewezen omdat niet was aangetoond dat hij door oorlogsgeweld was getroffen. In 2016 erkende verweerder dat appellant wel degelijk getroffen was door oorlogsgeweld, maar weigerde de vergoeding voor sociale contacten. De Raad oordeelde dat de afwijzing van de voorziening voor sociale contacten terecht was, omdat appellant geen beperkingen had die het gebruik van openbaar vervoer belemmerden. De ingangsdatum van de toekenningen was ook correct vastgesteld, aangezien appellant niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen eerdere besluiten. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder.