ECLI:NL:CRVB:2018:3040

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
17/159 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Discriminatieverbod en rechtmatigheidsonderzoek AIO-aanvulling door de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de intrekking van de AIO-aanvulling van appellanten door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) aan de orde is. Appellanten ontvingen sinds 1 januari 2008 bijstand op basis van de Participatiewet (PW) in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen. De Svb heeft van 2013 tot en met 2019 een gefaseerd onderzoek uitgevoerd naar de rechtmatigheid van de AIO-aanvulling van alle AIO-gerechtigden. In dit kader hebben appellanten in 2015 een formulier ingevuld waarin zij melding maakten van hun mede-eigendom van een woning in Turkije. De Svb heeft vervolgens de AIO-aanvulling van appellanten ingetrokken, omdat zij geen informatie hebben verstrekt over de woning en de waarde ervan, wat leidde tot een terugvordering van eerder verstrekte AIO-aanvulling.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de Svb niet aannemelijk heeft gemaakt dat appellanten in de periode van 1 januari 2008 tot en met 5 april 2015 in het bezit waren van de woning, en dat de rechtbank dit niet heeft onderkend. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond, waarbij de Svb wordt opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens wordt de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellanten. De uitspraak benadrukt het belang van het discriminatieverbod en de zorgvuldigheid bij het uitvoeren van onderzoeken naar de rechtmatigheid van bijstandsverlening.

Uitspraak

17.159 PW

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
1 december 2016, 16/1950 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] en [appellante] , beiden te [woonplaats] (appellanten)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 2 oktober 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. R. Küçükünal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gelijktijdig met de zaak 17/2534 PW plaatsgevonden op 26 juni 2018. Namens appellant is mr. Küçükünal verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Mulder en mr. K. Verbeek.
In de zaak 17/2534 PW wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvingen met ingang van 1 januari 2008 van de Svb bijstand, laatstelijk op grond van de Participatiewet (PW) in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling).
1.2.
De Svb voert in de periode 2013 tot en met 2019 gefaseerd een onderzoek uit naar de rechtmatigheid van de AIO-aanvulling van alle AIO-gerechtigden. Hiertoe worden jaarlijks aan ruim 7.000 AIO-gerechtigden het formulier “Verblijf en vermogen buiten Nederland” (formulier) toegestuurd. De controle was in 2013 gericht op in Suriname geboren
AIO-gerechtigden, in 2014 op AIO-gerechtigden met als geboorteland Marokko, in 2015 op AIO-gerechtigden die in Turkije zijn geboren en van 2016 tot en met 2018 is de controle gericht op de overige in het buitenland geboren AIO-gerechtigden. In 2019 richt de controle zich op de in Nederland geboren AIO-gerechtigden.
1.3.
In het kader van het onder 1.2 vermelde rechtmatigheidsonderzoek heeft de Svb in februari 2015 appellanten het formulier toegezonden en aan hen verzocht het formulier in te vullen en aan de Svb terug te sturen. Appellanten hebben het formulier op 6 april 2015 ondertekend en teruggestuurd en hierop ingevuld dat zij mede-eigenaar zijn van een woning op het adres [adres] (woning).
1.4.
Bij brieven van 16 en 17 april 2015 heeft appellante de Svb verzocht de AIO-aanvulling stop te zetten per 1 mei 2015.
1.5.
Bij besluit van 20 april 2015 heeft de Svb appellanten medegedeeld dat zij vanaf
1 mei 2015 voorlopig geen AIO-aanvulling krijgen. Bij afzonderlijke brief van dezelfde datum heeft de Svb appellanten verzocht gegevens te verstrekken, waaronder de geschatte waarde van de grond en van de woning, vanaf welke datum appellanten in het bezit zijn van de grond en de woning en hun Turkse identiteitsnummer (TC Kimliknummer). Omdat appellanten niet op dit verzoek hebben gereageerd, heeft de Svb bij brief van 13 mei 2015 nogmaals om de gegevens verzocht.
1.6.
Bij besluit van 15 mei 2015 heeft de Svb de AIO-aanvulling van appellanten overeenkomstig hun verzoek met ingang van 1 mei 2015 ingetrokken. Bij besluit van 21 oktober 2015 heeft de Svb de AIO-aanvulling van appellanten ingetrokken over de periode van 14 april 2015 tot en met 30 april 2015 en de over die periode gemaakte kosten van
AIO-aanvulling van appellanten teruggevorderd, op de grond dat appellanten in het bezit zijn van een woning in Turkije, dat zij hiervan geen melding hebben gemaakt en dat als gevolg daarvan het recht op AIO-aanvulling niet kan worden vastgesteld. Deze besluiten liggen in dit hoger beroep niet ter beoordeling voor.
1.7.
Bij besluiten van 2 februari 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 1 juli 2016 (bestreden besluit), heeft de SVB de AIO-aanvulling van appellanten met ingang van 1 januari 2008 ingetrokken en de gemaakte kosten van AIO-aanvulling over de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 april 2015 van appellanten teruggevorderd tot een bedrag van € 23.269,12. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat appellanten geen informatie hebben verstrekt over de woning, als gevolg waarvan niet kan worden vastgesteld of appellanten vanaf 1 januari 2008 recht hebben op AIO-aanvulling.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Onderzoek Svb
4.1.
Appellanten voeren als meest vergaande grond aan dat de Svb de gegevens, die de feitelijke grondslag van het bestreden besluit vormen, heeft verkregen in strijd met het verbod van discriminatie als bedoeld in bijvoorbeeld artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 1 van Protocol 12 bij het EVRM.
4.2.
Ingevolge artikel 53a van de PW in samenhang met artikel 47a, tweede lid, van de PW is de Svb bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Deze algemene onderzoeksbevoegdheid kan steeds en spontaan worden uitgeoefend ten aanzien van alle bijstandsgerechtigden, zonder dat daartoe een redengevend feit, signaal, grond of vermoeden vereist is. Daarbij mag echter niet in strijd gehandeld worden met het discriminatieverbod, zoals onder meer opgenomen in artikel 14 van het EVRM en artikel 1 van Protocol 12 bij het EVRM. Zie de uitspraken van
14 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1228, 1229, 1230 en 1231.
4.3.
Een algemeen onderzoek naar eventueel vermogen in het buitenland dient een legitiem doel. De Svb is in beginsel bevoegd om met het oog op effectiviteit, efficiëntie en kostenbesparing, en vanwege het grote belang van bestrijding van onjuist gebruik van sociale voorzieningen, bij het toepassen van de onder 4.2 genoemde algemene onderzoeksbevoegdheid een selectie uit het totale bestand van AIO-gerechtigden te maken, tenzij hierbij een ongerechtvaardigd verschil in behandeling als bedoeld in artikel 1 van Protocol 12 bij het EVRM wordt gemaakt tussen AIO-gerechtigden.
4.4.
Uit de beschikbare gegevens valt, anders dan appellanten hebben betoogd, niet af te leiden dat de Svb bij de selectie van de AIO-gerechtigden die in 2015 zijn aangeschreven, waaronder ook appellanten, enig rechtens relevant onderscheid heeft gemaakt tussen verschillende groepen AIO-gerechtigden. Zoals onder 1.2 is weergegeven, onderzoekt de Svb immers in de periode van 2013 tot 2019 alle AIO-gerechtigden ongeacht het land van geboorte. Het ter zitting door de gemachtigde van appellanten opgeworpen vermoeden dat, anders dan de Svb meedeelt, in de praktijk niet daadwerkelijk alle AIO-gerechtigden worden aangeschreven, hebben appellanten niet onderbouwd. Aanknopingspunten om te twijfelen aan de mededeling van de Svb, dat de uitvoering van het onderzoek tot nu toe overeenstemt met de onderzoeksopzet, ontbreken. De stelling van de gemachtigde van appellanten dat van alle AIO-gerechtigden die op het formulier vermelden geen vermogen in het buitenland te hebben enkel de AIO-gerechtigden met een geboorteplaats buiten Nederland aan een vervolgonderzoek worden onderworpen, mist elke onderbouwing. Bovendien hebben appellanten nu juist op het formulier vermeld dat zij beschikken over een woning in Turkije en is het verrichten van een vervolgonderzoek door de Svb het gevolg van deze opgave door appellanten zelf.
Intrekking en terugvordering
4.5.
De hier te beoordelen periode loopt van 1 januari 2008 (de datum met ingang waarvan de AIO-aanvulling is ingetrokken) tot 14 april 2015 (de datum met ingang waarvan de
AIO-aanvulling bij besluit van 21 oktober 2015 is ingetrokken).
4.6.
Een besluit tot intrekking van AIO-aanvulling is een voor de betrokkene belastend besluit, waarbij het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op het bijstandverlenend orgaan rust.
4.7.
Appellanten hebben aangevoerd, zo begrijpt de Raad uit de ter zitting door hun gemachtigde gegeven nadere toelichting op de beroepsgronden, dat onvoldoende feitelijke grondslag bestaat voor het standpunt van de Svb dat appellanten van 1 januari 2008 tot en met 14 april 2015 in het bezit waren van de woning.
4.8.
Gelet op 4.6 dient de Svb aannemelijk te maken dat de woning van appellanten in Turkije in de te beoordelen periode een bestanddeel vormde van het vermogen waarover zij beschikten of redelijkerwijs konden beschikken. Uit het door appellanten ingevulde formulier kan slechts worden afgeleid dat appellanten op het moment dat zij op 6 april 2015 het formulier invulden, in het bezit waren van de woning. Appellanten hebben de woning op enig moment daarvoor verworven, maar uit de onderzoeksgegevens blijkt niet op welke datum dat is gebeurd. Appellanten hebben weliswaar de op hen rustende inlichtingenverplichting geschonden door geen melding te maken van het bezit van de woning en door geen gegevens te verstrekken over de verwervingsdatum ervan, maar dit doet niet af aan de hiervoor vermelde bewijslast die op de Svb rust. De Svb heeft niet aannemelijk gemaakt dat appellanten in de periode van 1 januari 2008 tot en met 5 april 2015 in het bezit waren van de woning, zodat de Svb zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat appellanten over die periode de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
4.9.
Niet in geschil is dat appellanten in de periode van 6 april 2015 tot 14 april 2015 in het bezit waren van de woning en dat zij hiervan geen melding hebben gemaakt bij de Svb. Appellanten hebben geen gegevens verstrekt over de waarde van de woning in die periode, zodat het recht op AIO-aanvulling in die periode niet kan worden vastgesteld.
4.10.
Uit 4.8 volgt dat het hoger beroep slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen, voor zover dat ziet op de intrekking over de periode van 1 januari 2008 tot en met 5 april 2015 en de terugvordering in zijn geheel, wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.11.
Aansluitend moet worden bezien welk vervolg aan deze uitkomst wordt gegeven. De Svb heeft ter zitting van de Raad te kennen gegeven dat bij een vernietiging van het bestreden besluit zij alsnog onderzoek wenst te doen naar de datum waarop appellanten in het bezit van de onroerende zaken zijn gekomen. De Raad zal daarom niet zelf in de zaak voorzien, maar de Svb opdragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De Svb zal bij de nieuwe beslissing op bezwaar tevens rekening moeten houden met de omstandigheid dat de
AIO-aanvulling over de periode van 14 april 2015 tot en met 30 april 2015 al was ingetrokken en teruggevorderd bij besluit van 21 oktober 2015.
4.12.
Met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen de door de Svb te nemen nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
5. Aanleiding bestaat de Svb te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze worden begroot op € 1.002,- in beroep en € 1.002,- in hoger beroep, in totaal € 2.004,- voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 1 juli 2016 voor zover dat ziet op de intrekking over de periode van 1 januari 2008 tot en met 5 april 2015 en de terugvordering;
- draagt de Svb op een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat tegen dit besluit slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld;
- veroordeelt de Svb in de kosten van appellanten tot een bedrag van € 2.004,-;
- bepaalt dat de Svb aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 170,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens als voorzitter en J.T.H. Zimmerman en M. Schoneveld als leden, in tegenwoordigheid van S.A. de Graaff als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2018.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) S.A. de Graaff

JL