In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant, die sinds 24 juni 2009 uitgevallen is door medische klachten. De Raad beoordeelt of het Uwv de belastbaarheid van appellant correct heeft vastgesteld in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Raad concludeert dat het Uwv de belastbaarheid van appellant niet heeft overschat en dat appellant op medische gronden in staat is om de door de arbeidsdeskundige voorgehouden functies te vervullen. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en de noodzaak van een deugdelijke medische en arbeidskundige beoordeling. De Raad oordeelt dat de stellingen van appellant over zijn arbeidsongeschiktheid onvoldoende onderbouwd zijn en dat de door het Uwv vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 38,4% per 22 juli 2009 en 34,14% per 1 mei 2012 juist zijn. De Raad verklaart het beroep van appellant ongegrond, maar veroordeelt het Uwv tot betaling van proceskosten en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De totale schadevergoeding bedraagt € 3.500,-, waarvan € 3.000,- aan immateriële schade.