In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, werkzaam als rechercheur A, had een verzoek om bevordering naar de functie van senior GGP ingediend, maar dit verzoek was door de korpschef afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden zoals vastgelegd in het loopbaanbeleid van de politie, dat gold van 1 november 2010 tot 31 december 2012. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op 31 december 2012 voldeed aan de voorwaarden voor bevordering, zoals vastgelegd in de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie. De Raad oordeelde dat de korpschef beoordeling 3, die boven de norm was, niet buiten beschouwing had mogen laten. De Raad heeft het hoger beroep van de appellant gegrond verklaard en de eerdere uitspraak en het bestreden besluit vernietigd. De korpschef is opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de bevindingen van de Raad. Tevens is de korpschef veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 2.004,-.