Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 992,-;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 497,- wordt geheven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek om bevordering van een politieambtenaar. De appellant, de korpschef van politie, had het verzoek afgewezen op basis van het loopbaanbeleid, dat vereist dat een ambtenaar een recente beoordeling boven de norm moet hebben om in aanmerking te komen voor bevordering. De betrokkene had op 8 oktober 2012 om bevordering verzocht, maar de korpschef stelde dat de beoordeling die de betrokkene had ontvangen niet voldeed aan de eisen, omdat deze buiten de geldende beoordelingsperiode viel.
De rechtbank Overijssel had eerder geoordeeld dat de afwijzing van het verzoek om bevordering onterecht was, omdat de betrokkene op basis van een functioneringsformulier en een beoordeling uit 2012 had aangetoond dat hij boven de norm functioneerde. De Centrale Raad van Beroep bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de korpschef de beoordeling uit 2012 ten onrechte buiten beschouwing had gelaten. De Raad benadrukte dat de voorwaarden voor bevordering enkel bepaalden dat de betrokkene op de peildatum voldeed aan de eisen, en dat de beoordeling uit 2012 relevant was voor deze beoordeling.
De Raad oordeelde verder dat de korpschef niet de bevoegdheid had om beperkende voorwaarden te stellen aan de beoordeling, die niet in het loopbaanbeleid waren vastgelegd. De uitspraak van de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en veroordeelde de korpschef in de proceskosten van de betrokkene. De uitspraak benadrukt het belang van een eerlijke en transparante beoordeling binnen het loopbaanbeleid van de politie.