In deze zaak gaat het om een burgerambtenaar die werkzaam was bij het Ministerie van Defensie en met ingang van 1 oktober 2010 overtolligheidsontslag heeft gekregen. De staatssecretaris van Defensie heeft aan de betrokkene wachtgeld toegekend tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij 65 jaar wordt. Betrokkene heeft echter verzocht om de beëindigingsdatum van het wachtgeld te herzien. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, omdat het beëindigen van het wachtgeld bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd zonder vervangende voorziening een verboden onderscheid naar leeftijd oplevert.
De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep heeft de staatssecretaris betwist dat de rechtbank ten onrechte zelf in de zaak heeft voorzien door het toekenningsbesluit te herroepen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de staatssecretaris een zekere mate van vrijheid heeft in de totstandbrenging van nieuwe besluitvorming en dat het aan hem is om het geconstateerde gebrek op een rechtens houdbare wijze te herstellen. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover de rechtbank zelf in de zaak heeft voorzien en draagt de staatssecretaris op om een nieuwe beslissing te nemen, waarbij hij rekening moet houden met de verhoging van de compensatieregeling voor het AOW-gat.
De uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 september 2018. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.