In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om een burgerambtenaar die met ingang van 1 juni 2013 overtolligheidsontslag heeft gekregen van het Ministerie van Defensie. De staatssecretaris heeft aan de betrokkene wachtgeld toegekend op basis van het Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren defensie. De betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van de wachtgelduitkering bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, wat hij als een verboden onderscheid naar leeftijd beschouwt. De rechtbank heeft het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. De staatssecretaris heeft vervolgens nieuwe besluiten genomen, maar de betrokkene was van mening dat deze besluiten niet volledig tegemoetkwamen aan zijn bezwaren.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat de beëindiging van de wachtgelduitkering bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd zonder vervangende voorziening een verboden onderscheid naar leeftijd oplevert. De Raad heeft ook geoordeeld dat de compenserende maatregelen die de staatssecretaris heeft genomen, niet leiden tot een verboden onderscheid naar burgerlijke staat. De Raad heeft de besluiten van de staatssecretaris, genomen op 14 januari 2016 en 28 september 2017, beoordeeld en geconcludeerd dat het beroep tegen deze besluiten ongegrond is. De Raad heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.002,- en heeft bepaald dat er griffierecht van € 503,- moet worden geheven.