ECLI:NL:CRVB:2018:2842
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm op alleenstaande ouder met niet-rechthebbende partner
In deze zaak gaat het om de toepassing van de kostendelersnorm op een alleenstaande ouder, appellante, die sinds 16 februari 2005 algemene bijstand ontvangt. Appellante is gehuwd met een niet-rechthebbende partner, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de kostendelersnorm toegepast op de bijstandsverlening aan appellante, wat leidde tot een verlaging van haar bijstandsbedrag. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft de besluiten van het college in twee eerdere uitspraken ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de hoger beroepen van appellante tegen deze uitspraken behandeld. De Raad oordeelt dat de kostendelersnorm op juiste wijze is toegepast en dat het college geen ruimte heeft voor een belangenafweging. Appellante heeft diverse internationale bepalingen ingeroepen, maar deze zijn niet van toepassing gebleken. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat de bijstandsverlening aan appellante correct is vastgesteld, rekening houdend met de kosten delende medebewoners in haar huishouden. De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om af te wijken van de dwingendrechtelijke toepassing van de kostendelersnorm.