Uitspraak
16.6590 ZW
drs. R. Spanjer.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.L.A.M. van Os, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de vaststelling van zijn Ziektewet (ZW)-dagloon. Het Uwv had appellant met ingang van 22 december 2015 in aanmerking gebracht voor een ZW-uitkering, berekend op een dagloon van € 83,66. Appellant was van mening dat dit dagloon geen juist beeld gaf van zijn gebruikelijke verdiensten en dat het dagloon op basis van zijn inkomsten in de periode van augustus tot november 2013 vastgesteld had moeten worden.
De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv het ZW-dagloon terecht had vastgesteld op het geïndexeerde WW-dagloon, in overeenstemming met het overgangsrecht van artikel 102 van de ZW en het Dagloonbesluit. In hoger beroep heeft de Raad de beroepsgronden van appellant herhaaldelijk verworpen en bevestigd dat de berekeningswijze van het dagloon bindend is vastgelegd in de ZW en het Dagloonbesluit. De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.