In deze zaak gaat het om een burgerambtenaar die werkzaam was bij het Ministerie van Defensie en met ingang van 1 juni 2015 overtolligheidsontslag heeft gekregen. De staatssecretaris heeft aan de betrokkene een bovenwettelijke uitkering toegekend, die eindigt op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de betrokkene 65 jaar wordt. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd wegens verboden onderscheid naar leeftijd. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de rechtbank ten onrechte zelf heeft voorzien, omdat de staatssecretaris een zekere mate van vrijheid heeft in de totstandbrenging van nieuwe besluitvorming. De Raad laat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand, omdat de betrokkene geen toestemming heeft gegeven voor het opstellen van een individueel inkomensoverzicht, wat nodig was om de financiële gevolgen te verduidelijken. De Raad oordeelt dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd wat de financiële gevolgen zijn van de getroffen voorzieningen voor de betrokkene bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze oordeelt dat de wetgeving buiten toepassing moet blijven en verklaart het beroep tegen de besluiten van de staatssecretaris gegrond, maar laat de rechtsgevolgen in stand. De staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene.