ECLI:NL:CRVB:2018:2753
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning AOW-pensioen en discriminatie tussen gehuwden en ongehuwden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een AOW-pensioen aan een appellant die als gehuwde met een partner zonder inkomen een lager pensioen ontvangt dan een ongehuwde die geen gezamenlijke huishouding voert. De appellant stelt dat deze situatie leidt tot discriminatie van zogenoemde kostwinnersgezinnen. De Raad oordeelt dat de wijze waarop de AOW is ingericht, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen gehuwden en ongehuwden, een keuze van de nationale wetgever is en niet in strijd is met internationale verdragen. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad stelt dat het niet aan de rechter is om de bepalingen van de AOW te toetsen aan de Grondwet, zoals vastgelegd in artikel 120 van de Grondwet. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en benadrukt dat de wetgever ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het maken van onderscheid in sociale zekerheidswetgeving. De Raad concludeert dat de argumenten van de appellant niet leiden tot een vernietiging van de eerdere uitspraak, en bevestigt deze.