ECLI:NL:CRVB:2018:2701
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Participatiewet en de Wet werk en bijstand in het kader van een huisbezoek
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2018, gaat het om de toepassing van de Participatiewet (PW) en de Wet werk en bijstand (WWB) in het kader van een huisbezoek. De appellanten, [Appellant 1] en [Appellant 2], hebben bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Vught, die hen verplichtte om medewerking te verlenen aan een huisbezoek. De rechtbank Oost-Brabant had eerder in deze zaak geoordeeld dat de WWB van toepassing was, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank dit niet juist heeft verwoord, hoewel de toepassing van de wet correct was.
De Raad stelt vast dat er redelijke twijfel bestond over de woonplaats van de appellanten op het opgegeven adres. Deze twijfel was gebaseerd op verschillende omstandigheden, waaronder een verklaring van de appellanten dat hun woning onbewoond was, lage water- en energiekosten, en het feit dat de afvalcontainer weinig was geleegd. De appellanten hebben tijdens een gesprek op 18 december 2014 geen toestemming gegeven voor het huisbezoek, wat de Raad als een belangrijke factor beschouwt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de beroepsgronden van de appellanten niet slagen. De Raad wijst erop dat de culturele achtergrond en de gezondheidssituatie van de appellanten geen zwaarwegend belang vormen dat de medewerking aan het huisbezoek in de weg staat. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.