Uitspraak
15.2816 WIA
OVERWEGINGEN
Greveling-Fockens als deskundige te benoemen. In haar rapport van 23 mei 2017 heeft de deskundige geconcludeerd dat appellante op 23 maart 2014 instabiliteit aan beide polsen had, pijnklachten van het bewegingsapparaat op basis van fibromyalgie en knieproblemen rechts (chronisch patellair pijnsyndroom). Volgens de deskundige is appellante met die klachten niet meer beperkt dan in de FML van 22 november 2013 is aangenomen. Het in die FML niet meer vermelden van beperkingen op de aspecten werken met toetsenbord en muis en frequent reiken is volgens haar juist. De deskundige heeft daartoe van belang geacht dat uit informatie van de behandelend sector blijkt dat sprake is van midcarpale instabiliteit (zwakte van ligamenten en “bandjes” in de polsgewrichten) waarvoor appellante niet geopereerd kan worden. Dit geeft pijnklachten bij bewegen en soms in rust, komt vaak voor bij jonge vrouwen en er is geen duidelijk oorzaak aan te wijzen. Er is vaak sprake van verminderde kracht. De stevigheid van de pols kan verbeterd worden door de spieren van de onderarm te trainen en bij belastende werkzaamheden de polsen te steunen met een brace, waarbij de pols in een neutrale stand staat. De deskundige heeft erop gewezen dat bij lichamelijk onderzoek op 31 maart 2011 door de verzekeringsarts van het Uwv is vastgesteld dat appellante braces draagt, dat er geen spieratrofie of lokale zwellingen zichtbaar zijn, dat er drukpijn is over het os lunatum en omgeving, dat het actief spreiden en sluiten van de vingers mogelijk is zonder pijnprovocatie of krachtsvermindering, pronatie mogelijk is en de polsbewegingen zeer behoedzaam en beperkt mogelijk zijn. Bij lichamelijk onderzoek van de polsen door de verzekeringsarts van het Uwv in november 2013 is beschreven dat sprake is van polsbraces in neutrale stand, normaal aspect van de polsen met een geringe actieve bewegingsbeperking en dat bij het maken van ruime polsbewegingen knoepen hoorbaar en voelbaar zijn. In de FML van 22 november 2013 zijn beperkingen opgenomen voor onder andere trillingsbelasting, knijp- en grijpkracht en repetitieve hand/vingerbewegingen, schroefbewegingen met hand en arm, duwen en trekken, tillen of dragen, frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk en frequent zware lasten hanteren tijdens het werk. Daarmee is volgens de deskundige in voldoende mate aan het geobjectiveerde deel van het klachtenpatroon tegemoet gekomen. Werken met toetsenbord en muis kan volgens de deskundige ook met braces mogelijk worden geacht, omdat hierbij geen forse kracht noodzakelijk is. De deskundige heeft te kennen gegeven dat frequent reiken bij het ontbreken van pathologie/beperkingen van het schouder- en ellebooggewricht niet beperkt is. Zij heeft gesteld dat er geen reden is om per de datum in geding beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren aan te nemen, omdat appellante toen niet onder behandeling was voor psychische klachten en bij onderzoek ook geen aanwijzingen voor een verminderde psychische belastbaarheid zijn gevonden.
BESLISSING
J.S. van der Kolk als leden, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2018.