Uitspraak
17.865 PW
16 december 2016, 16/2258 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante, die sinds 1 maart 2010 bijstand ontvangt, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van eerste huur, verhuiskosten en stofferingskosten. Deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die de kosten noodzakelijk maakten.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de kosten voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden, onder andere door mishandeling door familieleden. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de kosten voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De informatie van de huisarts en psycholoog was niet overtuigend genoeg om aan te tonen dat appellante genoodzaakt was te verhuizen.
Daarnaast heeft appellante een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, verwijzend naar een e-mail van slachtofferhulp waarin werd gesuggereerd dat de gemeente garant zou staan voor de huur. De Raad oordeelde echter dat er geen ondubbelzinnige toezeggingen waren gedaan door de inkomensconsulent van de gemeente, waardoor het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagde. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de aanvraag voor bijzondere bijstand af.