ECLI:NL:CRVB:2018:2468
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- R.P.W. Jongbloed
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van duurzaam gescheiden leven in het kader van ouderdomspensioen AOW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, geboren in 1949, had een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en vermeldde gehuwd te zijn en alleen te wonen. De Sociale verzekeringsbank (Svb) voerde een onderzoek uit en concludeerde dat appellante niet duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenoot, die regelmatig bij haar verbleef en gezamenlijke activiteiten ondernam. De Svb kende appellante een ouderdomspensioen voor gehuwden toe, wat appellante niet accepteerde en verzocht om herziening van haar pensioen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, omdat de echtelijke samenleving niet was beëindigd. De Raad benadrukte dat de omstandigheden, zoals het regelmatig contact en gezamenlijke activiteiten, niet wezenlijk veranderden. De Raad verwees naar eerdere rechtspraak die stelt dat de wil tot scheiding zich ook naar buiten moet manifesteren en dat de feitelijke woonsituatie niet doorslaggevend is voor de beoordeling van duurzaam gescheiden leven. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.