ECLI:NL:CRVB:2018:2468

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
16/4591 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van duurzaam gescheiden leven in het kader van ouderdomspensioen AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, geboren in 1949, had een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en vermeldde gehuwd te zijn en alleen te wonen. De Sociale verzekeringsbank (Svb) voerde een onderzoek uit en concludeerde dat appellante niet duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenoot, die regelmatig bij haar verbleef en gezamenlijke activiteiten ondernam. De Svb kende appellante een ouderdomspensioen voor gehuwden toe, wat appellante niet accepteerde en verzocht om herziening van haar pensioen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, omdat de echtelijke samenleving niet was beëindigd. De Raad benadrukte dat de omstandigheden, zoals het regelmatig contact en gezamenlijke activiteiten, niet wezenlijk veranderden. De Raad verwees naar eerdere rechtspraak die stelt dat de wil tot scheiding zich ook naar buiten moet manifesteren en dat de feitelijke woonsituatie niet doorslaggevend is voor de beoordeling van duurzaam gescheiden leven. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

16.4591 AOW

Datum uitspraak: 9 augustus 2018
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 mei 2016, 16/369 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H. Klein Hesselink, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2018. Namens appellante is mr. Klein Hesselink verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is geboren [in] 1949. Op haar aanvraag voor een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) heeft zij vermeld gehuwd te zijn en alleen te wonen. Uit een door de Svb ingesteld onderzoek is gebleken dat appellante is gescheiden van tafel en bed, dat appellantes echtgenoot twee à drie nachten per week bij haar doorbrengt en dan ook bij haar eet, dat appellante en haar echtgenoot gezamenlijk boodschappen doen en zich naar hun omgeving presenteren als man en vrouw. Bij besluit van 22 mei 2015 heeft de Svb appellante met ingang van 16 maart 2015 een ouderdomspensioen voor een gehuwde toegekend.
1.2.
Op 3 augustus 2015 heeft appellante de Svb verzocht haar ouderdomspensioen per april 2015 te herzien. Zij heeft vermeld dat de omstandigheden zijn gewijzigd, nu haar echtgenoot nog maar een dag per week bij haar op bezoek komt en geen boodschappen meer doet. Uit een opnieuw door de Svb ingesteld onderzoek is gebleken dat appellantes echtgenoot nog een dag per week bij appellante komt en dan vaak ook bij haar overnacht, dat hij de op naam van appellante gestelde auto gebruikt terwijl appellante zelf geen rijbewijs heeft en dat appellantes echtgenoot diverse verzorgende taken op zich neemt, zoals koken, boodschappen doen, wassen, klusjes en tuinonderhoud.
1.3.
Bij besluit van 28 september 2015 heeft de Svb appellante medegedeeld dat haar ouderdomspensioen ongewijzigd blijft. Appellantes bezwaar hiertegen is bij het bestreden besluit van 10 december 2015 ongegrond verklaard.
2.1.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat naar vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 6 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1296) alleen sprake is van duurzaam gescheiden leven van gehuwden, als de echtelijke samenleving is geëindigd door de wil van één of beide echtgenoten en deze toestand door één of beide echtgenoten als bestendig is bedoeld. Daarbij wordt de echtelijke samenleving pas verbroken geacht als de wil daartoe zich naar buiten toe uitdrukkelijk manifesteert of als zich een bestendige toestand van een verbroken samenleving voordoet. Gelet op deze uitleg van duurzaam gescheiden leven van gehuwden is, zo merkt de rechtbank op, niet doorslaggevend of betrokkenen al dan niet hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben. Appellantes stelling dat zij niet met haar echtgenoot samenwoont, kan dan ook niet leiden tot de conclusie dat sprake is van duurzaam gescheiden leven.
2.2.
De rechtbank heeft verder overwogen dat uit de omstandigheden zoals die naar voren komen uit het door de Svb ingestelde onderzoek in combinatie met verklaringen van appellante, niet blijkt dat sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven, nu appellante en haar echtgenoot ten minste eens per week contact hebben en er gezamenlijk activiteiten worden ondernomen. Dit gold zowel in april 2015, de maand met ingang waarvan appellante haar ouderdomspensioen gewijzigd wil zien, als in augustus 2015, ten tijde van haar verzoek om haar ouderdomspensioen te herzien.
3.1.
Appellantes gemachtigde heeft in hoger beroep gesteld dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat in appellantes situatie geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. De echtelijke samenleving is door de wil van beide echtgenoten geëindigd en zij willen ieder een eigen leven leiden. Dat appellante en haar echtgenoot elkaar regelmatig zien en elkaar af en toe helpen, betekent niet dat zij niet duurzaam gescheiden leven. Verder is aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte oordeelt dat voor de vraag of appellante en haar echtgenoot duurzaam gescheiden leven, niet doorslaggevend is of zij hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben.
3.2.
De Svb heeft erop gewezen dat de rechtbank het in de rechtspraak ontwikkelde criterium voor duurzaam gescheiden leven juist heeft toegepast. De Svb heeft erop gewezen dat uit zijn onderzoek is gebleken dat appellantes echtgenoot ten minste een dag en doorgaans een nacht per week bij appellante verblijft, dat hij een eigen huissleutel van appellantes huis heeft, gebruik maakt van haar auto, soms klusjes voor appellante doet en eens per maand boodschappen doet met appellante. Verder wordt de post van appellantes echtgenoot op appellantes adres bezorgd. Van duurzaam gescheiden leven is volgens de Svb dan ook geen sprake.
4.1.
De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die tot dit oordeel hebben geleid. Aan de onder 3.2 genoemde omstandigheden kan nog worden toegevoegd dat appellante heeft verklaard eens per jaar samen met haar echtgenoot op vakantie te gaan naar Engeland om hun beider kinderen daar op te zoeken. Al deze omstandigheden tezamen leiden tot het oordeel dat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven.
4.2.
Het standpunt van appellantes gemachtigde dat voor de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven van doorslaggevend belang is of de betrokkenen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben, vindt geen steun in de rechtspraak. De rechtbank heeft terecht verwezen naar de uitspraak van de Raad van 19 oktober 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BX9932).
5. Uit 4.1 en 4.2 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van R.P.W. Jongbloed als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
9 augustus 2018.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) R.P.W. Jongbloed
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over duurzaam gescheiden leven.

RB