ECLI:NL:CRVB:2018:2398
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van gezamenlijke bankrekening en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die na haar echtscheiding bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn om de bijstand van appellante in te trekken en terug te vorderen, vernietigd. De Raad stelt vast dat appellante een gezamenlijke bankrekening had met haar ex-man, waarover zij geen melding had gemaakt aan het college, wat leidde tot de conclusie dat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad oordeelt dat de intrekking van de bijstand met ingang van 17 januari 2014 niet in geschil is, maar dat het geschil zich richt op de herziening en terugvordering van bijstand over de periode van 16 januari 2009 tot en met 16 januari 2014. De Raad concludeert dat het college terecht heeft gehandeld door de bijstand te herzien en in te trekken, en dat de vrijspraak van appellante in een strafrechtelijke procedure niet in de weg staat aan deze beslissing. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, met verbetering van gronden.