ECLI:NL:CRVB:2018:2369
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die in detentie zat, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had de bijstand per 3 december 2015 ingetrokken en vorderde een bedrag van € 855,50 terug van de appellant voor de periode van 3 tot en met 31 december 2015.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep was de vraag of de zorgpremie van € 152,53, die door het Zorginstituut Nederland aan het college was gerestitueerd, in mindering moest worden gebracht op het terug te vorderen bedrag. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant geen procesbelang meer had, omdat het college het bedrag van de zorgpremie al in mindering had gebracht op de vordering. Hierdoor had het hoger beroep geen feitelijke betekenis meer voor de appellant.
De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is vastgelegd in een proces-verbaal.