2.2.Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van het college tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft overwogen dat appellant het college onvoldoende inzicht heeft gegeven in de onderliggende gegevens/data die zijn gebruikt bij de berekening van de MAU-uitkering. Appellant dient het verdeelmodel (inclusief verklaringsmodel), bijbehorende rekenformules en de in het geval van het college gehanteerde data ter beschikking te stellen aan het college. Deze gegevens moeten worden beschouwd als op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 7:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat appellant niet heeft voldaan aan de vergewisplicht van artikel 3:9 van de Awb. Appellant heeft er geen blijk van gegeven zelf te hebben vastgesteld dat het onderzoek dat door de toetsingscommissie als adviseur op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Ook heeft appellant ten onrechte geen gevolgen verbonden aan de omstandigheid dat de toetsingscommissie zelf geen onderzoek verricht. Feitelijk heeft appellant het bestreden besluit, wat betreft de mogelijke oorzaak van de overstijging van de kosten, gebaseerd op een eigen ambtelijke dienst (de Inspectie) en niet op een inhoudelijke beoordeling door de toetsingscommissie. De rechtbank merkt in dat verband op dat op grond van artikel 10b, eerste lid, van het Besluit, de toetsingscommissie de Inspectie inschakelt om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke oorzaken van de overstijging van de kosten, terwijl in dit geval APE het daadwerkelijke onderzoek heeft verricht. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:9 van de Awb en artikel 10,
tweede lid, van het Besluit.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Voor de achtergrond van de MAU-uitkering verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 22 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2479. 4.1.2.Ten tijde in geding golden de volgende bepalingen, opgenomen voor zover hier van belang.
4.1.3.Ingevolge artikel 69 van de WWB verstrekt de minister jaarlijks ten laste van
's Rijks kas aan het college een uitkering om het college van middelen te voorzien met
het oog op het toekennen van onder andere algemene bijstand.
4.1.4.Ingevolge artikel 74, eerste lid, van de WWB kan de minister op verzoek van het college een MAU-uitkering verlenen indien de verstrekte uitkering op grond van artikel 69 onvoldoende dekking biedt voor de netto lasten van het toekennen van algemene bijstand of uitkeringen als bedoeld in artikel 69, eerste lid. Ingevolge artikel 73 van de WWB heeft de toetsingscommissie tot taak te adviseren over een te nemen besluit naar aanleiding van een dergelijk verzoek.
4.1.5.Op grond van artikel 74, zesde lid, van de WWB worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld voor de gronden voor verlening van de aanvullende uitkering en voor de wijze van beoordeling van het verzoek door de toetsingscommissie. Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit.
4.1.6.Ingevolge artikel 10a, eerste lid, van het Besluit wordt tot een inhoudelijke beoordeling van een verzoek om een meerjarige aanvullende uitkering overgegaan, nadat de toetsingscommissie heeft vastgesteld dat:
(..)
c. in elk van de drie kalenderjaren voorafgaande aan het kalenderjaar waarin het verzoek, bedoeld in onderdeel b, wordt ingediend de netto lasten de verstrekte uitkering met minimaal 2,5% plus een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage voor elk van die drie kalenderjaren overstijgen;
d. het aannemelijk is dat een overstijging als bedoeld in onderdeel c geheel of gedeeltelijk het gevolg is van een verdeelstoornis;
(..)
f. het college een analyserapport heeft opgesteld over de mogelijke oorzaken van de overstijgingen, bedoeld in onderdeel c, en een overzicht heeft toegevoegd van de genomen en eventueel nog te treffen maatregelen ter verbetering van het gemeentelijke beleid en de uitvoering daarvan;
g. het college een verbeterplan heeft opgesteld waarin is beschreven op welke wijze de effecten van het gemeentelijk handhavings- en sanctiebeleid en de uitvoering daarvan verbeterd worden en welke resultaten daarbij worden nagestreefd, indien uit het analyserapport, bedoeld in onderdeel f, blijkt dat de overstijging mede het gevolg is van gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan, tenzij het college kan aantonen dat verbetering van het handhavings- en sanctiebeleid en de uitvoering daarvan niet tot de mogelijkheden behoort:
(..)
4.1.7.Ingevolge artikel 10b, eerste lid, van het Besluit schakelt de toetsingscommissie in verband met de beoordeling van het verzoek om een meerjarige aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 10a, de onder de minister ressorterende Inspectie in om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke oorzaken van de overstijging, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel c, en de maatregelen, die het betrokken college treft om de overstijging in de toekomst te voorkomen.
4.1.8.Ingevolge artikel 10c, tweede en derde lid, van het Besluit wordt de hoogte van de MAU-uitkering berekend aan de hand van de factor B die, kort gezegd, staat voor een
korting van:
1° 2,5%, indien de overstijging volledig het gevolg is van een verdeelstoornis;
2° 5%, indien de overstijging gedeeltelijk het gevolg is van een verdeelstoornis; dan wel
3° 7,5%, indien de overstijging in geringe mate het gevolg is van een verdeelstoornis.
Beoordeling van de gronden