ECLI:NL:CRVB:2019:920
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor inrichtingskosten wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft appellant op 20 september 2016 bijzondere bijstand aangevraagd voor inrichtingskosten in verband met een verhuizing. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet heeft kunnen reserveren of een lening heeft kunnen afsluiten, maar deze beroepsgrond werd door de Centrale Raad van Beroep verworpen. De Raad oordeelde dat de aan appellant verstrekte algemene bijstand toereikend was om in zijn levensonderhoud te voorzien en om te reserveren voor dergelijke kosten. De omstandigheid dat appellant gedurende vier jaar in een dure huurwoning verbleef, werd niet als bijzondere omstandigheid erkend. Ook zijn stelling dat hij op een zwarte lijst staat vanwege een huurschuld, werd niet onderbouwd. De Raad benadrukte dat schulden op zich geen bijzondere omstandigheid vormen in de zin van de Participatiewet, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard.