ECLI:NL:CRVB:2018:2293

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juli 2018
Publicatiedatum
26 juli 2018
Zaaknummer
16/6009 WWB-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van uitkering wegens niet-melding van bankrekening en verrichten van op geld waardeerbare werkzaamheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 augustus 2016. De appellant, bijgestaan door mr. R. Montoya, heeft in hoger beroep de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag aangevochten. De zaak betreft de terugvordering van een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) omdat de appellant zijn buitenlandse bankrekening niet heeft gemeld en werkzaamheden heeft verricht die op geld waardeerbaar zijn, zonder deze te rapporteren.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in strijd heeft gehandeld met zijn inlichtingenverplichting door zijn bankrekening niet te melden. De beroepsgrond van de appellant, dat hij niet op de hoogte was van deze verplichting omdat hij hulp had ingeschakeld van een stichting, werd door de Raad verworpen. De verantwoordelijkheid voor het niet melden van de bankrekening ligt bij de appellant zelf.

Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat de appellant werkzaamheden heeft verricht die, hoewel niet op basis van een arbeidsovereenkomst, wel degelijk op geld waardeerbaar zijn. De werkzaamheden, het maken van technische tekeningen, hebben de appellant in staat gesteld om een inkomen te verwerven. De Raad heeft geen dringende redenen gevonden om van de terugvordering af te zien en heeft de eerdere uitspraak bevestigd, evenals het besluit van 9 november 2015, waartegen geen afzonderlijke beroepsgronden zijn ingediend.

Uitspraak

16.6009 WWB-PV, 18/1808 WWB-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 augustus 2016, 16/2167 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)
Datum uitspraak: 10 juli 2018
Zitting hebben:
J.L. Boxum als voorzitter en J.J.A. Kooijman en P.W. van Straalen als leden.
Griffier: S.A. de Graaff
Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. R. Montoya. Het college is, met bericht, niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 9 november 2015 ongegrond.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
  • Niet in geschil is dat appellant in strijd met de inlichtingenverplichting zijn buitenlandse bankrekening niet heeft gemeld. De beroepsgrond dat appellant niet wist dat hiernaar op het aanvraagformulier is gevraagd, omdat hij bij het invullen van het aanvraagformulier de hulp had ingeschakeld van de [Stichting] en deze stichting hem daarop niet had gewezen, slaagt niet. Dat deze door appellant ingeschakelde derde appellant niet heeft gewezen op de verplichting zijn buitenlandse rekening te melden, dient voor zijn rekening en risico te blijven.
  • Niet in geschil is dat appellant werkzaamheden heeft verricht en deze niet heeft gemeld. De beroepsgrond dat deze werkzaamheden niet op basis van een arbeidsovereenkomst zijn verricht, maar op basis van een vriendendienst, slaagt niet. De desbetreffende werkzaamheden, het maken van technische tekeningen, zijn naar hun aard op geld waardeerbaar werkzaamheden. Appellant heeft hiermee redelijkerwijs een inkomen kunnen verwerven.
  • Van dringende redenen om van de terugvordering af te zien is niet gebleken.
  • Tegen het bruteringsbesluit van 9 november 2015 zijn geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) S.A. de Graaff (getekend) J.L. Boxum
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep