Uitspraak
CAK
OVERWEGINGEN
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het inkomen en vermogen, bedoeld in het eerste lid, worden bepaald.”
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door zijn curator, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het CAK, waarin de eigen bijdrage voor zorgkosten op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) was vastgesteld. De eigen bijdrage was vastgesteld op € 2.284,60 per maand, met toepassing van de vermogensinkomensbijtelling (VIB). De appellant betwistte de rechtmatigheid van deze vaststelling en voerde aan dat deze in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, omdat het voor hem leidde tot een 'individual and excessive burden'.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de relevante wetgeving en eerdere uitspraken. De Raad concludeerde dat de berekening van de eigen bijdrage in overeenstemming was met de wetgeving en dat er geen aanleiding was om af te wijken van de eerdere uitspraak van 6 januari 2016, waarin was geoordeeld dat de eigen bijdrage geen schending van het EP met zich meebracht. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.S. de Vries als voorzitter, en L.M. Tobé en J.P.A. Boersma als leden, in aanwezigheid van griffier L.H.J. van Haarlem. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.