ECLI:NL:CRVB:2018:2263
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor zorgindicatie op basis van de Wet langdurige zorg voor niet rechtmatig verblijvende vreemdeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling, had een aanvraag ingediend voor een indicatie voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). De aanvraag werd door het CIZ afgewezen, omdat de appellant niet verzekerd was voor de Wlz. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet over rechtmatig verblijf beschikt en dat het CIZ daarom niet bevoegd was om hem te indiceren voor zorg. De Raad verwijst naar de relevante wetgeving en de geschiedenis van de Wlz, waaruit blijkt dat alleen verzekerden een indicatie voor zorg kunnen aanvragen. Niet-verzekerden, zoals de appellant, moeten zich direct wenden tot zorgaanbieders voor noodzakelijke zorg. De Raad heeft ook opgemerkt dat de appellant niet kan stellen dat zorgaanbieders hem geen zorg zullen bieden, aangezien hij niet verzekerd is.
De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij zonder indicatie geen toegang heeft tot zorg en dat dit in strijd is met internationale verdragen. De Raad heeft deze argumenten verworpen en bevestigd dat de afwijzing van de aanvraag door het CIZ terecht was. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.