ECLI:NL:CRVB:2018:2163
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verblijf in het buitenland en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 3 juli 2009 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant is ontheven van bepaalde verplichtingen vanwege zijn psychische gesteldheid. Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellant al vier jaar een appartement huurt maar daar nooit verblijft, heeft de Sociale Recherche van de gemeente Roermond een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat hij in het buitenland verbleef.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van Roermond terecht de bijstand heeft ingetrokken. De Raad oordeelt dat het college voldoende bewijs heeft geleverd dat appellant in het buitenland verbleef, onder andere door het aantal geboekte vliegtickets en kasopnames in Marokko. Appellant heeft aangevoerd dat het boeken van een vliegticket niet betekent dat hij ook daadwerkelijk heeft gereisd, maar de Raad oordeelt dat het college gerechtvaardigd was in zijn vermoeden dat appellant gebruik heeft gemaakt van de geboekte tickets.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard. De Raad concludeert dat het recht op bijstand over de betreffende periode niet kan worden vastgesteld, en dat de intrekking van de bijstand niet onterecht is geweest. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2018.