ECLI:NL:CRVB:2018:2137
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake dwangsom en zorgindicatie onder de AWBZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had een aanvraag ingediend voor de verlenging van zijn zorgindicatie onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het Zorgkantoor had in het verleden een persoonsgebonden budget (pgb) verleend, maar appellant stelde dat het Zorgkantoor niet had voldaan aan de voorwaarden die hij had gesteld in zijn correspondentie. De Raad oordeelde dat appellant niet ondubbelzinnig had afgezien van het innen van de dwangsom, zoals het Zorgkantoor had aangenomen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant gegrond. Tevens werd de hoogte van de verschuldigde dwangsom vastgesteld op € 1.260,-. De Raad veroordeelde het Zorgkantoor in de proceskosten van appellant en bepaalde dat het Zorgkantoor het griffierecht diende te vergoeden.