ECLI:NL:CRVB:2018:2133
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening aan dakloze op basis van medewerkingsverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een dakloze man, had op 9 februari 2016 een aanvraag voor bijstand ingevolge de Participatiewet ingediend. Hij had daarbij aangegeven dakloos te zijn en had zevendagenformulieren ingevuld om zijn verblijfplaatsen op te geven. Echter, tijdens een controle door de gemeente Amsterdam werd de appellant niet aangetroffen op de opgegeven adressen. De gemeente concludeerde dat de appellant niet voldeed aan zijn medewerkingsverplichting, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij wel degelijk op de opgegeven adressen verbleef, maar dat de handhavingsspecialisten hem niet konden aantreffen omdat de deurbel kapot was. De Raad overwoog dat de appellant niet voldoende had aangetoond dat hij op de opgegeven adressen verbleef en dat hij geen melding had gemaakt van zijn verblijf op een van de adressen in de periode van 22 tot en met 24 maart 2016. De Raad bevestigde dat de appellant niet voldeed aan zijn medewerkingsverplichting, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad concludeerde dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De uitspraak benadrukt het belang van de medewerkingsverplichting voor bijstandsaanvragen, vooral voor personen die zich in een kwetsbare positie bevinden, zoals daklozen.