ECLI:NL:CRVB:2018:2070
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische beoordeling door Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de besluiten van het Uwv met betrekking tot haar recht op een WIA-uitkering. Appellante heeft zich ziek gemeld met psychische klachten en is van mening dat het Uwv haar beperkingen heeft onderschat. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 juli 2018 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat er geen nieuwe medische informatie is ingediend die de eerdere beoordelingen van het Uwv kan ondermijnen. De Raad bevestigt dat de medische en arbeidskundige onderzoeken door het Uwv zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen juist zijn. De Raad wijst het verzoek van appellante om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen sprake is van een schending van het beginsel van equality of arms. De Raad concludeert dat het Uwv op goede gronden heeft vastgesteld dat appellante met ingang van 22 januari 2015 en 10 augustus 2015 geen recht heeft op een WIA-uitkering. De aangevallen uitspraken van de rechtbank worden bevestigd.