Uitspraak
12 oktober 2015, 15/365 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
12 augustus 2013 heeft appellante zich voor dit werk ziek gemeld. Bij besluit van
25 april 2013 tot en met 19 mei 2013 ten onrechte ZW-uitkering heeft ontvangen en dat deze wordt teruggevorderd. Bij beslissing op bezwaar van 4 februari 2014 heeft het Uwv het tegen dit besluit gemaakte bezwaar gegrond verklaard, omdat appellante redelijkerwijs niet had kunnen weten dat zij teveel ZW-uitkering ontving.
ZW-uitkering. Daaraan liggen rapporten ten grondslag van een verzekeringsarts van 18 maart 2014, 21 mei 2014 en van 10 juni 2014 en van een arbeidsdeskundige van 30 juni 2014. Het tegen dit besluit van 30 juni 2014 gemaakte bezwaar heeft het Uwv ongegrond verklaard bij beslissing op bezwaar van 13 januari 2015 (bestreden besluit). Daaraan ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 5 december 2014 ten grondslag.
WW-uitkering ontving na haar werk als directiesecretaresse en dat deze functie, zoals die voorkomt bij een soortgelijke werkgever als bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van de ZW, op
1 juni 2013 de maatstaf arbeid is geweest. Hoewel de maatstaf arbeid per 23 januari 2014 wijzigt zoals weergegeven in 4.2, was de maatstaf arbeid op 1 juni 2013 dus nog het werk van een directiesecretaresse.
5 december 2014 overtuigend uiteengezet dat bij aanvaarding van het werk bij [BV 2] per juni 2013, het niet zeker was dat appellante die functie ook duurzaam in kon vullen. Weliswaar heeft appellante in de korte periode dat zij bij [BV 2] werkte een loonsverhoging ontvangen, maar de hervatting bij [BV 2] bleek niet duurzaam aangezien zij daar wederom door ziekte uitviel. Geconcludeerd wordt dat het Uwv er terecht van is uitgegaan dat vanaf 24 januari 2013 sprake is geweest van een doorlopende periode van ongeschiktheid voor het werk van een directiesecretaresse en dat 23 januari 2014 dus als datum heeft te gelden waarop de eerstejaars ZW-beoordeling betrekking heeft. Dat er in verband met andere besluiten van het Uwv vergissingen en fouten zijn gemaakt en dat de opstelling van het Uwv betreffende de werkhervatting dwingend zou zijn geweest, doet niet af aan deze conclusie.
BESLISSING
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van J.C. Borman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2016.