ECLI:NL:CRVB:2018:2063
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.J.M. Heijs
- P.W.J. Hospel
- Rechtspraak.nl
Bovenwettelijke uitkering en beëindiging op basis van leeftijdsgrens in ambtenarenrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de rechtbank het bestreden besluit van de Minister van Defensie heeft vernietigd. De betrokkene, die werkzaam was bij het Ministerie van Defensie, kreeg eervol ontslag en ontving een bovenwettelijke uitkering. De Minister had bepaald dat deze uitkering eindigde op de eerste dag van de maand volgend op het bereiken van de 65-jarige leeftijd. De rechtbank oordeelde echter dat deze bepaling in strijd was met de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid, omdat het een verboden onderscheid naar leeftijd opleverde. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de einddatum van de uitkering te herroepen en deze te koppelen aan de pensioengerechtigde leeftijd volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en betwistte de beslissing van de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte zelf in de zaak had voorzien en dat de Minister de vrijheid had om het geconstateerde gebrek op een rechtens houdbare wijze te herstellen. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en droeg de Minister op om een nieuw besluit te nemen, waarbij een beroep tegen dit nieuwe besluit slechts bij de Raad kan worden ingesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming in het bestuursrecht, vooral als het gaat om leeftijdsdiscriminatie en de rechten van ambtenaren.